Vertalingen hacer daño a ES>NL
hacer daño a (ww.) | benadelen (ww.) ; bezeren (ww.) ; blesseren (ww.) ; deren (ww.) ; krenken (ww.) ; kwaad doen (ww.) ; kwetsen (ww.) ; verwonden (ww.) |
Bron: interglotVoorbeeldzinnen met `hacer daño a`

Voorbeeldzinnen laden....